De coalitie en het eigen politieke geweten

Sinds de dualisering van het lokale bestuur in 2002, ingevoerd op basis van de Wet dualisering gemeentebestuur, is de rolverdeling in de gemeentepolitiek formeel helder: de raad stelt kaders en controleert, het college voert uit. Deze institutionele scheiding heeft als doel de democratische legitimiteit van de raad te versterken en diens controlerende taak te verduidelijken. In de woorden van bestuurskundige prof. dr. Paul Frissen: ‘Dualisme is niet de verdeling van macht, maar de erkenning van verschil‘.

Toch blijkt in de praktijk dat deze helderheid vaak doorkruist wordt door politieke realiteiten. Coalitiefracties zijn geneigd zich verantwoordelijk te voelen voor het beleid van ‘hun’ wethouders. Niet vreemd: zij hebben immers het coalitieakkoord ondertekend en daarmee het fundament gelegd voor het dagelijks bestuur. Maar precies op dat snijvlak tussen politieke loyaliteit en controlerende afstand ontstaat de spanning die het dualisme beoogt te reguleren, niet te vermijden.

Wanneer een coalitiefractie zich publiekelijk afzet tegen een voorstel van het eigen college, denk bijvoorbeeld aan de impact van een substantiële investering op cultuur of een nieuw infrastructuurplan, ontstaat er politieke ruis. Oppositiepartijen zien hierin vaak en met graagte prompt een bewijs van verdeeldheid binnen de coalitie. Toch is deze ruis niet noodzakelijk een teken van disfunctioneren. Zij kan ook duiden op politieke volwassenheid.

De spanning tussen besturen en representeren is van alle tijden. Fracties die deelnemen aan een coalitie balanceren voortdurend tussen hun rol als medeverantwoordelijke voor het beleid en hun opdracht als vertegenwoordiger van kiezersbelangen. Bestuurlijke stabiliteit mag nooit een excuus zijn voor politieke stilstand of volgzaamheid. Zoals vice‑voorzitter van de Raad van State Thom de Graaf dat benoemde: ‘Democratie zonder debat is als een klok zonder wijzers: het mechaniek draait wel, maar niemand weet hoe laat het is‘.

Het is dan ook volstrekt legitiem en zelfs wenselijk dat ook coalitiefracties ruimte nemen om eigenstandige politieke afwegingen te maken, zeker wanneer zij daartoe vanuit hun achterban of (politieke) geweten worden gedwongen. Dat vraagt echter wel om zorgvuldigheid en een goede timing, kortom: het vereist politieke volwassenheid. In coalities gelden impliciete gedragscodes die rust en wederzijds vertrouwen moeten borgen. Twee daarvan zijn cruciaal: ‘coalitiegenoten verrassen elkaar niet’ en ‘afspraak is afspraak’. Het negeren van deze regels tast het fundament van de samenwerking aan en daarmee het onderlinge vertrouwen.

Het dualisme is dus geen breuklijn in de politieke samenwerking, maar een normatief en moreel ankerpunt. Het is het gevolg van het idee dat politiek niet louter een technische exercitie is, maar een voortdurend zoeken naar het algemeen belang in wisselende omstandigheden. Wanneer fracties de moed tonen hun eigen koers te varen binnen het raamwerk van een coalitie, bewijst de lokale democratie haar vitaliteit.

Deze column geeft de mening van Rob Duiven weer en niet het standpunt van de (fractie van de) Zoetermeerse VVD

Total
0
Shares
Related Posts