Stel u de Zoetermeerse woningmarkt voor als een ouderwetse draaimolen op de braderie. Iedereen wil een zitplaats, maar het aantal paarden is beperkt en de muziek gaat te snel. Zodra u denkt in te kunnen stappen, is het paard alweer voorbij. Starters, gescheiden ouders, senioren én statushouders draaien allemaal om dezelfde as, wachtend op hun kans. Wie te lang moet toekijken, wijt zijn frustratie makkelijk aan degene die wél net een plekje kreeg. Maar ligt het echt aan de andere bezoeker, of is het probleem dat er te weinig paarden en te veel renners zijn? Wie zijn frustratie richt op de ander in de rij, kijkt niet naar de kapotte draaimolen. De kern blijft: we hebben te weinig paarden in de mallemolen voor té veel wachtenden.
Wie zich vandaag inschrijft voor een sociale huurwoning in Zoetermeer wacht gemiddeld 83 maanden, dat is bijna zeven jaar. Dat is ongeveer even lang als de volledige basisschooltijd van een kind. Het is dan begrijpelijk dat ouders van jonge gezinnen wanhopig worden en de oorzaak zoeken bij wie ze het eerst zien ‘instappen’. Voor de eerste helft van 2025 kreeg Zoetermeer de taak om 195 statushouders te huisvesten. Zoetermeer telt ruim 20 000 sociale huurwoningen. Per jaar komen er honderden mutaties vrij. Ruwweg één op de zeven nieuwe verhuringen gaat nu naar vergunninghouders. Een zichtbare groep, jazeker, maar geen vloedgolf die de wachtlijst wegspoelt. En zeker niet de enige oorzaak van het probleem.
Zoetermeer, van oudsher een groeistad, kan niet langer simpelweg uitbreiden in open polder. Binnenstedelijk bouwen kost tijd, geld en juridische lenigheid: vergunningen, bezwaren en beroep. Intussen daalt de gemiddelde huishoudgrootte, stijgt de levensverwachting en kiest men vaker voor alleen wonen. Kortom: meer woningzoekende inwoners, kleinere gezinnen en een steeds ouder wordende woningvoorraad. Het regionale tekort van dertigduizend woningen zou óók zonder één enkele statushouder vollopen.
In dit debat klinkt soms heimwee naar ‘vroeger, toen er voor iedereen plek was’. Toch is datzelfde verleden rijk aan voorbeelden waarin Zoetermeer schouders zette onder groei én opvang . Van de naoorlogse woningnood tot de huisvesting van Indische Nederlanders in de jaren vijftig. Toen gold dezelfde nuchtere Hollandse stelregel: we bouwen, we helpen, we verliezen niemand uit het oog.
Kortom, de draaimolen gaat pas soepeler draaien als er méér paarden bijkomen, niet door kinderen bij de poort tegen te houden. Statushouders vormen mede door het actuele en levendige politieke debat een onmiskenbaar zichtbaar, maar strikt genomen bescheiden deel van het ‘probleem’. Het echte antwoord ligt in ferme bouwambitie, slimme doorstroming, eerlijke urgentiecriteria zonder discriminatie en een beheerste instroom van migranten.
Want zoals de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050 onder leiding van Richard van Zwol benadrukt, vraagt de druk op de woningmarkt ook om een koers van beheerste (gematigde) groei: niet eindeloos uitbreiden, maar gericht sturen op een bevolking van circa 19 à 20 miljoen inwoners in 2050, gecombineerd met hogere woningproductie en snellere doorstroming. Die langetermijnvisie moet schaarste aan essentiële voorzieningen én ongelijkheid tegengaan en geeft gemeenten de ruimte om in eigen tempo te bouwen zonder het karakter van stad en landschap geweld aan te hoeven doen. Voor Zoetermeer betekent dit dat er, naast stevig bijbouwen in projecten als Entree en de binnenstad, ook bewust keuzes moeten worden gemaakt over kwaliteit, verdichting en infrastructuur, zodat groei gedragen blijft worden voor huidige én nieuwe inwoners.
Zoetermeer heeft die uitdaging vaker succesvol aangegaan. Laten we dus ophouden met elkaar verwijten maken en een plekje in de draaimolen ontzeggen. Laten we weer doen waar we goed in zijn: bouwen, verbinden en vooruitkijken. Dan krijgen niet alleen onze kinderen, maar ook nieuwe Zoetermeerders een plek op de draaimolen . En blijft de muziek voor iedereen spelen.
Deze column geeft de mening van Rob Duiven weer en niet het standpunt van de (fractie van de) Zoetermeerse VVD